Een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis is een psychische aandoening die in het DSM is ingedeeld bij de ontwikkelingsstoornissen. De aandoening wordt ook aangeduid met de Engels afkorting ODD (Oppositional Defiant Disorder).
Kinderen met deze aandoening zijn ongehoorzaam, zijn driftig, houden zich vaak niet aan de regels en hebben meerdere problemen in de sociale omgang, vooral met volwassenen, maar soms ook met leeftijdsgenoten. Regelmatig is er sprake van co morbiditeit, dat wil zeggen dat de aandoening samengaat met andere ziektebeelden, bijvoorbeeld ADHD, autisme of een hechtingsstoornis, waardoor de diagnose niet eenvoudig te maken is. Zo overlappen bijvoorbeeld de symptomen van een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis en ADHD. Bij ODD ligt de nadruk echter meer op agressiviteit en bij ADHD op impulsiviteit.
Het DSM (diagnostisch handboek) geeft de volgende criteria voor ODD:
Er bestaat gedurende minimaal zes maanden een patroon van negatief, agressief en opstandig gedrag. In deze periode moet voldaan zijn aan vier of meer van de volgende criteria. Het kind:
Een antisociale gedragsstoornis (Conduct Disorder) is een psychische aandoening die in het DSM is ingedeeld bij de ontwikkelingsstoornissen. Kinderen met deze aandoening vertonen gedrag dat door hun omgeving als niet-acceptabel wordt beschouwd. Ze zijn bijvoorbeeld agressief (vechten, stelen, liegen, mishandeling, aanranding) of vertonen delinquent gedrag (stelen, brandstichten, vernielzucht, inbraak). Sommige kinderen zijn erg op zichzelf gericht en trekken niet veel met leeftijdsgenoten op. Andere kinderen zijn wel actief in groepsverband, maar vertonen daarin narcistisch gedrag: ze vinden dat voor hen andere regels gelden en hun contacten zijn erop gericht om er persoonlijk voordeel uit te putten. Verder hebben ze moeite hun relaties op de juiste manier in te schatten en hebben een verminderd inlevingsvermogen.
De oorzaak van de aandoening is niet altijd duidelijk, maar vaak bestaan er problemen tussen het kind en de ouders of geven de ouders het verkeerde voorbeeld. Ook is er vaak sprake van een lagere intelligentie en mindere prestaties op school.
Met leerstoornis/leerbeperking bedoelt men leerproblemen die in eerste instantie inherent zijn aan de persoon zelf. Men moet dus het onderscheid maken tussen leerstoornissen en leerproblemen.
Leerproblemen treden op wanneer er onvoldoende stimulatie is in de omgeving of er sprake is van een ondergemiddelde intelligentie. Men noemt deze ook wel secundaire leerproblemen. De persoon in kwestie vertoont leermoeilijkheden op allerlei vlakken.
Leerstoornissen daarentegen zijn primaire leerproblemen. Men vermoedt dat ze erfelijk zijn en personen met leerstoornissen bepaalde neurologische 'afwijkingen' bezitten. Kinderen met leerstoornissen beschikken gewoonlijk over een normale intelligentie. Belangrijke kenmerken van leerstoornissen zijn dan ook dat ze persisterend (blijvend) en specifiek voor taal (dyslexie) of rekenen (dyscalculie) zijn. Ook NLD is een leerstoornis.
NLD
Een niet-verbale leerstoornis (NLD naar de Engelse benaming non-verbal learning disorder) is een neuropsychologische aandoening, een leerstoornis die in de jaren 70 voor het eerst werd beschreven door de Canadees Byron Rourke.
NLD is een neuropsychologische diagnose, waarbij het specifieke profiel van vaardigheden en tekorten door middel van neuropsychologisch onderzoek wordt vastgesteld. De stoornis levert vooral problemen op in de non-verbale communicatie, en ook op verschillende andere gebieden. Leerproblemen doen zich voornamelijk voor op non-verbaal gebied (functies van de rechterhersenhelft).
Het syndroom van Rett ook wel Rettsyndroom is een vrij zeldzame (ca 10 nieuwe gevallen per jaar in Nederland, incidentie 1:12.000 tot 1:18.000) aangeboren aandoening die vrijwel alleen bij meisjes voorkomt, en die leidt tot ernstige geestelijke en lichamelijke invaliditeit..
Het syndroom bestaat uit een aantal neurologische stoornissen en wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het niet-optreden van een bepaalde normale ontwikkelingsfase, wat waarschijnlijk weer wordt veroorzaakt door een niet goed functionerend gen. De diagnose wordt in eerste instantie gesteld op basis van dit kenmerkende ontwikkelingsverloop, maar wordt bevestigd door genetisch onderzoek. Niet bij iedere patiënt wordt een stoornis in het desbetreffende gen gevonden, maar wel bij 80%.
Reactieve hechtingsstoornis is een psychische aandoening die in het DSM is ingedeeld bij de ontwikkelingsstoornissen. De aandoening ontwikkelt zich in de eerste vijf levensjaren. Het DSM onderscheidt het geremde (waakzaam, terughoudend) en het ongeremde type (gebrek aan onderscheid).
Kinderen die aan deze stoornis lijden, slagen er niet in om zich op een gepaste wijze emotioneel te hechten aan hun ouders of anderen die voor hen zorgen. De oorzaak kan liggen in verwaarlozing of mishandeling (geestelijk of lichamelijk), maar kan ook ontstaan als het kind niet voldoende gelegenheid krijgt om emotionele banden te vormen, bijvoorbeeld als het regelmatig andere verzorgers krijgt.
De ernst en duur van de aandoening is afhankelijk van een aantal factoren, maar over het algemeen treedt een sterke verbetering of genezing op als het kind in een veilige en verzorgende omgeving wordt ondergebracht. De reactieve hechtingsstoornis is gevoelig voor co morbiditeit. Zo kunnen groei-, leer- en eetstoornissen optreden. Een verleden van RHS speelt op later leeftijd soms een rol bij het ontstaan van angst- en gedragsstoornissen.
Dyspraxie is een motorische ontwikkelingsstoornis die leidt tot problemen bij het plannen en coördineren van motorische handelingen. Het is een stoornis bij het correct verwerken van informatie door de hersenen. Vaak gaat dyspraxie samen met problemen met de spraak, taal, waarnemen, denken en gevoelige tastzin. Verondersteld wordt dat dyspraxie veroorzaakt wordt door onvolgroeidheid of vertraging in de ontwikkeling van neuronen en bij ongeveer 2% van de bevolking zichtbaar is.
Een eetstoornis is een psychische aandoening, een afwijking van het normale eetgedrag behorend bij de leeftijd, het geslacht, en dergelijke. Het probleem kan zich bevinden in de hoeveelheid voedsel die iemand tot zich neemt (te veel of te weinig), in eetaanvallen, in het uitbraken van voedsel (met als doel gewichtscontrole) en in voedselweigering.
Indien de persoon lijdt aan overeten, ontstaat het risico van obesitas (vetzucht).
In het DSM zijn twee eetstoornissen beschreven:
Obsessies, of dwanggedachten, zijn terugkerende indringende gedachten, die vaak onaangenaam zijn en als vreemd ervaren worden. Compulsies, of dwanghandelingen, zijn handelingen die steeds herhaald worden, volgens bepaalde regels of rituelen. Ook dit wordt meestal als vreemd en onaangenaam ervaren door degene die zich door een inwendige kracht gedwongen voelt om ze te verrichten.
Een angststoornis is een psychische aandoening die zich kenmerkt door de aanwezigheid van een pathologische angst. Angst is een gevoel dat optreedt bij dreigend gevaar. De emotie ontstaat als het welzijn van een persoon direct wordt bedreigd, maar ook als een persoon een situatie als bedreigend ervaart. Angsten kunnen kortdurend zijn, maar ook langdurend, soms zelfs levenslang. Als een angst geen reële grond heeft en de betrokken persoon er sociale problemen door ondervindt, is er sprake van een stoornis. Sommige van deze aandoeningen worden fobie genoemd.